LOENEN – Jan Janssen, samen met Adriaan Klomp schrijver van het boek Herinneringen aan de Oorlogsjaren in Loenen, heeft, nadat het boek vorig jaar is uitgekomen, nog vele reacties gekregen van Loenenaren en oud-Loenenaren. Ook van evacués die tijdelijk in Loenen moesten wonen door de bombardementen op hun woonplaats Arnhem. Onlangs hoorde Janssen het verhaal van de 86-jarige Gerrit Berends uit Arnhem.
Gerrit Berends woonde in de oorlogsjaren in Arnhem en weet zich de gebeurtenissen van het najaar van 1944 goed te herinneren. Hij verbleef na de evacuatie van Arnhem een tijdje in Loenen. Aan Jan Janssen vertelt hij zijn herinneringen. Janssen: “Berends heeft uitgezocht wat hier is gebeurd, nu 76 jaar geleden. Dat dit een verhaal zou worden met zoveel raakpunten en herkenningen en helaas ook zeer trieste, dat kun je vooraf niet bedenken.”
‘Je moet bovenaan de Lijsterstraat gaan kijken, Gerrit, er hangen allemaal rare dingen in de lucht’, werd me gezegd. Ik ging er meteen op af, maar begreep niet wat dat nu konden zijn. Ik was nog veel te jong om te beseffen wat er aan de hand was. Later op die zondag 17 september 1944 hoorde ik dat het parachutisten waren. Toen kwamen ook berichten over zware gevechten in de binnenstad van Arnhem en in Oosterbeek. Ja, dan ga je een gevoel krijgen dat we nu misschien bevrijd zouden worden! Maar op maandag en dinsdag werd er nog steeds gevochten. Dag en nacht werd er over ons huis geschoten en hoorden we ongelooflijke knallen. Toen kwam de twijfel weer boven. We waren al zo vaak blij gemaakt: het duurt niet lang meer. Maar nu hoorden we van Engelse militairen zelf: ‘De oorlog is bijna afgelopen.’
Luchtgevaar
Dat pakte helaas anders uit. Zondag 24 september hingen er overal aanplakbiljetten dat we moesten evacueren: de inwoners van Arnhem beneden de spoorlijn nog dezelfde dag, de mensen boven de spoorlijn de volgende dag. Met instructies: ‘In verband met luchtgevaar wordt men aangeraden kleine groepen te vormen, voorzien van witte vlaggen.’ Wij gingen ook op pad, achter de grote massa aan, richting Apeldoorn.
Bij de Woeste Hoeve kregen we te horen dat we naar Loenen moesten, naar hotel Den Eikenboom. In het hotel gaf iemand ons een papiertje met ons ‘logeeradres’: Kanaal Zuid, nummer zoveel. Daar hebben we het best goed gehad. Ik hoefde niet naar school. We hadden geen honger, dankzij het netwerk dat mijn opa, die ook op een evacuatie-adres in Loenen verbleef, al snel had opgebouwd. Veel familieleden bleken in Loenen te wonen en die wilden elkaar best helpen. Tijdens de evacuatie kreeg ik geelzucht, ik was doodziek. Ook toen kregen we viavia van een boer hulp: verse karnemelk. Na mijn genezing mocht ik twee keer per week bij die boer komen eten om verder aan te sterken.
Je raakte eraan gewend dat er steeds minder te koop was, totdat je met geld helemaal niets meer kon kopen, alleen nog maar ruilen. Sieraden, beddengoed en fietsbanden waren gewild. In ’44 stond een advertentie in de Nieuwe Apeldoornsche Courant van een huisarts: ‘Gevraagd, fietsband, om mijn praktijk te kunnen voortzetten.’
Bosoord
De moeder en de zuster van mijn vader hebben de evacuatie niet overleefd. 10 december 1944 liet een geallieerd vliegtuig bommen vallen op hotel Bosoord in Loenen. In totaal vielen er 33 doden, onder wie 28 evacués, onder wie mijn oma en mijn tante. Dat heeft het leven van vooral mijn vader flink getekend.
Nog ieder jaar komen betrokkenen op 10 december bijeen voor een herdenking bij het monument in de muur van Bosoord. Dit coronajaar vormt een uitzondering op deze jaarlijkse traditie.
Bevrijding
Loenen is bevrijd op 16 april 1945. Ik weet het nog goed. De dagen ervoor kwamen er steeds meer Duitse militairen in het dorp. Dat maakte ons angstig. Gelukkig trokken ze snel verder, ‘heim ins Reich’. De hele bevrijding zelf heeft misschien maar 10 minuten geduurd. Omdat we hoorden schieten, hebben we ons toen teruggetrokken in de kelder. Al snel werd het stil. Een van de mannen haalde een zandzak uit de raamopening. Tot onze stomme verbazing zagen we vlakbij een militair voertuig staan, van de Canadezen. Je wordt dan helemaal gek. Zou het echt waar zijn? Zouden we echt vrij zijn? We vroegen aan de Canadezen: ‘Ze komen toch niet terug?’ Diezelfde avond kregen we inkwartiering van een Canadese luitenant met zes manschappen. Ze brachten van alles mee wat wij in geen tijden meer gezien hadden: sigaretten, wittebrood, suiker, chocola.
Chocola
Als ik nu op de oorlog terugkijk, heeft de reep chocola die ik toen kreeg misschien wel de meeste indruk op me gemaakt. Ik was al die jaren nog maar een klein jongetje. Voor mij veranderde er eigenlijk maar één ding. Ik ging graag naar de soldaten kijken in de Menno van Coehoorn kazerne vlakbij ons huis, maar dat mocht na de Duitse inval niet meer van mijn ouders. Daar begreep ik toen niets van. Wat wel indruk op mij heeft gemaakt, ik zat in de vierde klas – wat nu groep zes is – is dat het joodse meisje bij ons in de klas van de ene op de andere dag niet meer kwam. Wij hebben nooit meer iets van haar vernomen. Pas veel later dringt het tot je door wat dat betekende. Ook al zeg ik dat er voor mij weinig veranderde in de oorlog, toch voel ik me van de generatie die zegt: er is een leven voor en een leven na de oorlog.”
Foto’s: Gerrit Berends maakte de oorlog mee als tienjarige jongen
Hotel Bosoord in Loenen werd op 10 december 1944 gebombardeerd
Meer foto's
