De zorgen over de jeugdzorg baren ons steeds meer zorgen, lees ik overal. Het baren van kinderen wordt alom gezien als het scheppen van geluk, maar steeds meer worden er tegelijkertijd ook zorgen gebaard. Het zorgen voor kinderen wordt over het algemeen ook als vanzelfsprekend ervaren, maar die andere zorgen steken meer en meer de kop op. De complexiteit rondom het begrip zorgen is exemplarisch voor de zorgen in de jeugdzorg. Wat een zorgen.
Dat wordt ook zo ervaren aan de Veluwezoom. Alle gemeenten in de regio kampen met grote financiële problemen, met name door de hoge kosten in het sociale domein. Het sociale domein is een fraai en positief klinkende naam voor een domein dat steeds minder sociaal wordt, omdat het te veel centen kost. In het sociale domein zitten bijstandtrekkers, die het nog maar net trekken dankzij ons circus aan toeslagen, daarnaast kent het mensen met een beperking die wordt geleerd dat ze hun wensen dienen te beperken, maar de jeugdzorg slokt zoveel geld op dat gemeenten failliet dreigen te gaan. Alle alarmbellen zorgden ervoor dat ik een onderzoekje moest gaan doen, daarbij geholpen door de gemeenten Rheden en Rozendaal die hebben aangekondigd dat ze een groot aantal hulpverleners in de jeugdzorg uit het gemeentehuis gaan zetten.
In 2015 gooide het Rijk de jeugdzorg bij de gemeenten over de schutting en daarmee rekende het Rijk zich rijk, want de verhuizing ging gepaard met een bezuiniging van 15 procent op het landelijk budget. Immers, zo dachten de rekenmeesters in Den Haag, konden de gemeenten het beter en vooral goedkoper omdat ze dicht bij hun klanten zitten en dus de lokale situaties inclusief de hulptroepen het beste kennen. Er kwam dus geld naar de gemeenten, niet zoveel als ze hoopten, maar ze hadden het zelfvertrouwen dat zij de problemen konden oplossen. Maar het gemeentelijke budget werd een businessmodel voor nieuwe hulpverleners. Er kwamen veel spelers op de markt omdat de gemeenten bepaalden welke hulp voor welk probleem tegen welke prijs werd ingezet en een hulpverlener is nu eenmaal behept met enigszins overschat zelfvertrouwen dat het probleem voor dat geld opgelost wordt. De concurrentie werd moordend, want het aantal aanbieders werd zo groot dat de gemeenten er zo gek van werden dat ze het geld voor eigen hulpverlening wilde inzetten.
Het is ook om gek van te worden. Even de regionale problematiek in de jeugdzorg kort geschetst. De gemeenten Rheden en Rozendaal willen alleen nog zakendoen met grote instellingen omdat er te veel kleine instellingen zijn. Grote instellingen hebben veelal grote en zware voorzieningen, grote en zware protocollen en een grote en zware bureaucratie en kunnen daardoor het hoofd nauwelijks boven water houden. Pluryn in Hoenderloo is daar een fraai voorbeeld van. Kleine instellingen daarentegen werken sneller, hebben korte wachttijden, zitten dichter bij hun klanten en zijn goedkoper, maar zijn met veel te veel, waardoor gemeenten het spoor bijster raken. De jeugdzorg is zichzelf een zorg; het is een zwak sociaal gezin dat met liefde en onvermogen probeert te overleven.
De jeugdzorg is dus een vat vol tegenstrijdigheden en die is vergelijkbaar met het zorgen voor onze jeugd; het hebben van kinderen is tegenwoordig voor veel ouders een even groot geluk als zorg. Eén op de acht kinderen is tegenwoordig aangewezen op een vorm van jeugdzorg, het lijkt wel een virus.
Minder aandacht voor geld is en iets meer voor de jeugd zou ons al een zorg minder bezorgen.
Desiderius Antidotum