RHEDEN – Natuurmonumenten krijgt veel vragen over het welzijn van de hooglanders in Nationaal Park Veluwezoom. “Het is begrijpelijk dat mensen zich zorgen maken, maar deze winterharde dieren zijn uitstekend in staat zich ook nu zelfstandig te redden”, aldus Mirjam Kleine Koerkamp, beleidsmedewerker Natuurmonumenten.
Truus van den Born uit Laag-Soeren vindt dat de leden van Natuurmonumenten het weer leuk weten te verkopen. “De werkelijkheid is anders; de Schotse hooglanders lijden honger. Bijvoeren is pas aan de orde als er minder dan vijftig vrouwelijke dieren overblijven. Dat houdt in dat er eerst veertig moeten sterven. Bijvoeren om deze veertig dieren te redden is onbespreekbaar. Men denkt ten onrechte dat door hooi bij te voeren, meer kalveren worden geboren. Dat dit complete onzin is, wordt door deskundigen bevestigd,” zegt Van den Born. Want zij stelt dat de koeien nu al lang drachtig zijn, of niet.
Samen met een aantal verontruste bewoners in en rond Veluwezoom heeft Van den Born getracht Natuurmonumenten hiervan te overtuigen. Het lijkt zo voor de hand liggend; als het erg koud is, kun je de dieren toch gewoon bijvoeren? Bijvoeren is echter geen oplossing stelt Natuurmonumenten. De enige wildlevende kudde Schotse hooglanders van Nederland redt zich goed in de relatief strenge winter. Dat blijkt uit een inspectie van de 140 dieren, die de beheerder van de kudde samen met een dierenarts heeft uitgevoerd in het Nationaal Park Veluwezoom. De gemiddelde conditie ligt iets lager dan voorgaande jaren op dit moment, maar vormt geen bedreiging voor de kudde. De dieren hebben nog voldoende reserve en er is nog genoeg voedsel voorhanden. Vier dieren die het einde van de winter niet zouden halen, zijn conform het beleid op Veluwezoom afgeschoten zodat ze niet in een lijdenssituatie terechtkomen.
Het grootste bezwaar tegen bijvoeren van Natuurmonumenten is dat de populatie daardoor explosief gaat groeien. Daar heeft Natuurmonumenten op Veluwezoom al eerder mee te maken gehad. Van 1996 tot 2002 zijn de dieren goedbedoeld bijgevoerd in de winter. Het gevolg was dat de kudde in 2002 was gegroeid tot maar liefst 225 hooglanders. En dat oversteeg de draagkracht van het gebied. In dat jaar zijn om die reden 144 hooglanders gevangen en verplaatst naar andere gebieden. Kleine Koerkamp: “Toen de minister in 2002 bij uitzondering toestemming gaf voor het verplaatsen van deze ongeoormerkte dieren, heeft hij dan ook als voorwaarde gesteld dat we zouden stoppen met bijvoeren in de winter. De enige reden om daar van af te wijken is als er massale sterfte dreigt waardoor het voortbestaan van de kudde in gevaar komt.” Dat is nu niet het geval.
De Verenigde Wereldburgers voor de Rechten van het Dier deelt deze mening van Natuurmonumenten niet. Deze groep heeft een brief naar de Minister van Landbouw en leden van de Tweede Kamer gestuurd naar aanleiding van het debat in de Tweede Kamer eind januari over het verbod van bijvoeren. In de brief staat: ‘In deze extreme winterperiode niet willen bijvoeren van de runderen, paarden en andere grazers is een gevolg van het overheidsbeleid van het ministerie van Landbouw, met name Minister Verburg. Dit beleid wordt uitgevoerd door Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en nota bene gesteund door de partij voor de Dieren en de Dierenbescherming. Het motief is, bijvoeren leidt tot te veel nakomelingen. Wij noemen dit een anticonceptieprogramma en een verhongeringbeleid. Wat in de natuur in deze periode nauwelijks meer te vinden is om de penswerking bij de herkauwers en de darmperistaltiek bij de dieren op gang te houden, kan gecompenseerd worden door tijdelijk eiwitarm hooi bij te voeren. Volgens wetenschappelijk onderzoek door dierenartsen komen daar beslist niet meer nakomelingen van. Het is immers een alternatief voor wat in de natuur niet meer te vinden is. Volgens ons is dit een logica die door iedereen te begrijpen is. Voer je de dieren om aan de behoefte van hun voedsel te doen, krijg je een bekeuring. Het is ondertussen een prestigekwestie geworden. Elk alternatief wetenschappelijk bewijs waarom wel tijdelijk schraal bijvoeren nodig is, wordt niet onderzocht en niet serieus genomen. Het is een tragische conclusie die getrokken moet worden uit dit calculerend beleid, dat er geen wezenlijk gevoel van mededogen is voor deze dieren die langzaam verloederen, verhongeren en daarmee een lange levensweg moeten doorstaan tot eindelijk een afschot wordt gegeven.’ De Verenigde Wereldburgers voor de Rechten van het Dier sluit de brief af met de vraag voor wie of wat deze dieren dit offer moeten opbrengen.